Configuratieprofielen toevoegen

Met Apple Configurator 2 kunt u configuratieprofielen aanmaken en toevoegen aan apparaten. Om de activiteiten te bekijken die plaatsvinden tussen Apple Configurator 2 en het apparaat, kiest u 'Venster' > 'Activiteit'.

Configuratieprofielen toevoegen aan een onbeheerd apparaat

U kunt profielen die u zelf hebt aangemaakt of die naar u zijn toegestuurd, toevoegen aan een apparaat.

  1. Voer de configuratie-assistent volledig uit en controleer of het beginscherm op het apparaat wordt getoond.

  2. Sluit het apparaat aan op een USB-poort van de Mac waarop Apple Configurator 2 is geïnstalleerd en selecteer het apparaat in de apparaatkiezer.

    Als u het apparaat voor het eerst op deze Mac aansluit, tikt u op 'Vertrouw' in het paneel 'Vertrouw je deze computer?'.

  3. Als het apparaat vergrendeld is, ontgrendelt u het.

  4. Sleep een configuratieprofiel naar een blauwdruk of apparaat, of voer een van de volgende stappen uit:

    • Klik op de knop met het plusteken  in de knoppenbalk en selecteer 'Profielen'.

    • Kies 'Taken' > 'Voeg toe' > 'Profielen'.

    • Houd de Control-toets ingedrukt terwijl u op een blauwdruk of apparaat klikt en selecteer vervolgens 'Voeg toe' > 'Profielen'.

  5. Ga naar de map met de profielen, selecteer de gewenste profielen en klik vervolgens op 'Voeg profielen toe'.

  6. Volg de instructies op het apparaat om de profielen toe te voegen.

Configuratieprofielen toevoegen aan een beheerd apparaat

Bij deze taak wordt ervan uitgegaan dat de apparaten die u gebruikt al worden beheerd. Zie Apparaten voorbereiden - overzicht voor meer informatie.

  1. Voer de configuratie-assistent volledig uit en controleer of het beginscherm op het apparaat wordt getoond.

  2. Sluit het apparaat aan op een USB-poort van de Mac waarop Apple Configurator 2 is geïnstalleerd en selecteer het apparaat in de apparaatkiezer.

  3. Sleep een configuratieprofiel naar een blauwdruk of apparaat, of voer een van de volgende stappen uit:

    • Klik op de knop met het plusteken  in de knoppenbalk en selecteer 'Profielen'.

    • Kies 'Taken' > 'Voeg toe' > 'Profielen'.

    • Houd de Control-toets ingedrukt terwijl u op een blauwdruk of apparaat klikt en selecteer vervolgens 'Voeg toe' > 'Profielen'.

  4. Ga naar de map met de profielen, selecteer de gewenste profielen en klik vervolgens op 'Voeg profielen toe'.

    Aangezien dit een beheerd apparaat is, worden de profielen zonder tussenkomst van de gebruiker toegevoegd.

Configuratieprofielen verwijderen

  1. Selecteer het apparaat in de apparaatkiezer en kies 'Taken' > 'Verwijder' > 'Profielen'.

    U kunt ook op het apparaat klikken terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt en vervolgens 'Verwijder' > 'Profielen' selecteren.

  2. Selecteer op het apparaat de profielen die u wilt verwijderen en klik op 'Verwijder profielen'.

  3. Bevestig dat u de profielen wilt verwijderen en klik op 'Verwijder'.

ZIE OOKConfiguratieprofielen - overzichtInformatie over payloadinstellingen